AFP — Een Palestijnse jongen in de regen bij een school van UNRWA in Rafah, in het zuiden van Gaza.

Anti-joods, maar pro-Israël

Gaza, Israël, en Protestantisme—deel 2

Abjan van Meerten
8 min readDec 6, 2023

--

For English readers, Deepl provides a reasonably reliable translation.

In het vorige artikel focuste ik op geweld en menselijke waarde binnen Protestantse theologie in relatie tot de reactie van veel Westerse christenen op het conflict in Israël en Gaza. Ik deed dat aan de hand van ‘Rechtvaardigingstheorie’, Douglas Campbells construct dat een goede weergave geeft van het skelet — de fundamentele aannames — van Protestantse theologie. In dit artikel richt ik me op de plek van jodendom en Israël in dat theologische systeem en in hedendaags Protestants gedachtegoed in bredere zin.

1. Rechtvaardigingstheorie en jodendom

De theorie begint met de stelling dat alle mensen God kennen vanuit hun waarneming van de kosmos en goed en kwaad kennen vanuit hun geweten (gebaseerd op Romeinen 1 en 2). Joden zijn daarnaast bevoorrecht met directe Godskennis vanuit hun verbondsrelatie met God en met directe kennis van goed en kwaad vanuit de geschreven wet (de Torah, en met name het ‘morele’ gedeelte ervan). [1] De wet, in beide vormen, vereist volmaakte gehoorzaamheid van ieder mens om gered te worden — dat wil zeggen, om naar de hemel te gaan in plaats van naar de hel.

Als mensen de wet horen, inclusief haar eis van perfectie, gaan ze onvermijdelijk doen aan zelfreflectie, wat twee mogelijke uitkomsten heeft.

  • Ten eerste kunnen mensen (correct) inzien dat zij zondigen en dus niet voldoen aan de eis van de wet. Ze stevenen af op de hel en worden daar (correct) wanhopig van! Nu kunnen ze gaan proberen om de wet alsnog te houden, maar dit mislukt noodzakelijkerwijs (want mensen zijn inherent zondig), wat leidt tot nog meer wanhoop. Toch is dit het correcte pad, omdat het de mens voorbereidt op het gelovig aanvaarden van Christus die de wet wel volmaakt hield en de straf van mensen droeg aan het kruis. Oftewel, mensen worden door de ‘leerschool’ van de wet voorbereid op het evangelie van Christus alleen, geloof alleen, genade alleen (en dit wordt met name gebaseerd op een bepaalde lezing van Galaten 3).
  • De tweede mogelijke uitkomst van de zelfreflectie is dat mensen (incorrect) denken dat zij wel voldoen aan de eis van de wet en dus naar de hemel zullen gaan. Ze zijn ‘zelfrechtvaardig’ — maar in feite diep misleid! Dit heeft vaak desastreuze gevolgen: ze kunnen bijvoorbeeld gaan opscheppen over hun eigengerechtigheid (die ze niet hebben) en andere mensen berispen die volgens hun de wet niet houden (terwijl ze dat zelf ook niet doen). Kortom, in plaats van wanhopig zijn deze mensen weerbarstig, legalistisch, dwaas, misleid, hoogmoedig, en mogelijk leugenachtig, veroordelend en hypocriet. Als dit soort mensen het evangelie horen, zullen ze denken dat ze het niet nodig hebben en zullen ze dus niet de keuze van geloof maken.

Deze hele dynamiek van wet → zelfreflectie → wanhoop ∨ dwaasheid is in feite terug te vinden bij alle mensen, omdat alle mensen nou eenmaal de wet kennen en van nature zelfreflectief zijn.

Echter, hoe meer ethische informatie mensen tot hun beschikking hebben, hoe sterker deze dynamiek zou moeten plaatsvinden — en zo komen we terecht bij joden. Joden hebben talrijke expliciete geboden van God tot hun beschikking in de Torah. Zij zouden dus bij uitstek mensen moeten zijn die inzien dat ze de wet niet kunnen houden en er wanhopig van worden (en daarom hun hoop stellen op een toekomstige Messias). Als dit niet het geval is, zijn ze dubbel zo dwaas en hoogmoedig (etc.) en verdienen ze dubbel straf ten opzichte van de heidenen die geen wet hebben (en hierbij wordt er wederom verwezen naar Romeinen 2).

Deze historisch bevoorrechte positie van het jodendom heeft ertoe geleid dat ‘de jood’ een prototype werd in Protestantse theologie van de mens ‘in Adam’. De jood is hét toonbeeld van een pre-christelijke dynamiek die zich bij alle vleselijke mensen in bepaalde vorm voltrekt. Met andere woorden, de jood is dé zondaar buiten Christus met behoefte aan Christus.

Maar toen Christus kwam, verwierp het grootste deel van de joden Hem! — tot op de dag van vandaag. Volgens Protestanten kan dit maar één ding betekenen: het gros van de joden was/is weerbarstig, ‘zelfrechtvaardig’, legalistisch, dwaas, misleid, hoogmoedig, en mogelijk leugenachtig, veroordelend en hypocriet. Alle mensen die niet in Christus geloven zijn dat al, maar joden des te meer omdat zij over een overvloed aan informatie beschikken die hen had moeten voorbereiden op Christus — denk niet alleen aan de wet, maar ook aan alle ‘messiaanse’ profetieën, voorafschaduwingen en dergelijke. [2] En waar joden het prototype mens zijn, zijn Farizeeërs het prototype jood: legalistisch en hypocriet.

Deze ronduit supersessionistische en antisemitische Protestantse gedachten voegden zich bij eeuwenlange tradities van christelijk antisemitisme — denk aan de beschuldiging dat joden ‘Godsmoord’ gepleegd hebben, het gebruik van de uitspraak “laat zijn bloed maar komen op ons en onze kinderen” (Matt. 27:25) om onderdrukking van joden te rechtvaardigen, en het gebruik van ‘Farizeeërs’ als scheldwoord voor legalistische hypocrieten (dat waren ze, grotendeels, niet).

Met de Verlichting werd dit antisemitische arsenaal nog uitgebreid. Haar ‘demystificatie’ van de wereld en haar individualistische rationalisme brachten ook een sterk anti-ritualisme met zich mee: joden zouden zich bezighouden met lege ‘uiterlijkheden’ (hooguit symbolen), maar christenen met ‘innerlijkheden’, en de laatste zijn natuurlijk van wezenlijk, superieur belang. Ook werden joodse riten als het Pascha al eeuwenlang geassocieerd met occultisme— zie de ‘bloedsmaad’.

Dit alles baande de weg in het Duitse lutheranisme voor steeds schokkendere vormen van antisemitisme, en uiteindelijk was dat een van de omstandigheden die het mogelijk maakte dat de Holocaust kon plaatsvinden. Na de Holocaust schrok de westerse wereld zich wild van deze antisemitische gruwel, en dus ook Protestanten. De vestiging van de staat Israël in het ‘beloofde land’ werd gezien als een nieuwe start voor de relatie tussen het Westen en joden.

2. Zionisme, dispensationalisme en hermeneutiek

Het (christelijk) zionisme in Amerika kwam met name uit dispensationalistische hoek. Dispensationalisme is een theologisch systeem dat zegt dat God in verschillende ‘tijdperken’ (dispensaties) werkt met verschillende groepen mensen. De twee belangrijkste periodes zijn Israël (vanaf Mozes) en de kerk (vanaf Jezus). Het komende tijdperk is het duizendjarige rijk, en dispensationalisten staan vooral bekend door hun focus op de eindtijd, de ‘opname’ (rapture), etc. (zie bv. de Left Behind serie). God heeft zich in de huidige periode gericht op de kerk, maar in het duizendjarige rijk zal Israël weer centraal komen te staan — de tempel zal worden herbouwd, Christus zal op de troon zitten in Jeruzalem, etc.

Nu lezen dispensationalisten de Bijbel op een erg letterlijke manier (nog iets waardoor ze bekend staan; het hele anti-evolutiesentiment dat ook in Nederlandse kringen wortel heeft geschoten en gebaseerd is op een ‘letterlijke’ lezing van Genesis 1, stamt met name uit de Amerikaanse cultuuroorlog tussen [dispensationalistische] fundamentalisten en liberalen). En als je het Oude Testament op een letterlijke/literalistische manier leest, dan lijkt het alsof het grootste deel nog vervuld moet worden! Dus toen de staat Israël werd opgericht, werd dit gezien als een duidelijke vervulling van dat soort oudtestamentische beloften, met name over de terugkeer uit ballingschap.

Nu is deze ‘letterlijke’ — en, belangrijk, niet-Christologische! — lezing van de OT-beloften ook doorgedrongen tot gereformeerde hoeken, wat heeft geleid tot de volgende hermeneutiek: de OT-beloften zouden een letterlijke vervulling hebben voor Israël en een geestelijke vervulling voor de kerk. In feite gaat het dus om twee volken van God met hun eigen beloften en hun eigen heilsplannen, die uiteindelijk samen zullen komen in de bekering van het joodse volk tot het christendom in het ‘beloofde land’.

Dit gaat echter rechtstreeks tegen traditionele gereformeerde (Calvinistische) verbondsleer in. Volgens die theologie was en is Israël onderdeel van het ene verbond van God in Christus, met dezelfde beloften en dezelfde redding als de kerk, mits ze geloven in de Messias. Oftewel, één verbond, één heilsplan, één vervulling van de beloften in Christus. In zijn dood en opstanding bewerkstelligde Hij de terugkeer uit ballingschap, de nieuwe tempel, de beloofde erfenis (!) van de wereld (Rom 4:13, Efe 1:14, etc.), enzovoorts. Elke oudtestamentische belofte is ‘ja en amen’ in Hem (2 Kor 1:20). Dit lijken gereformeerden echter vergeten.

Kortom, protestanten, en gereformeerden in het bijzonder, hebben een diepgeworteld theologische antisemitisme, dat ook na de Holocaust niet uitgeroeid is, maar zijn ook (incoherent) zionistisch! Het is een pijnlijke ironie die grotendeels onopgemerkt gaat, maar wel een belangrijke rol speelt in de reacties op het huidige conflict van Israël. De joodse staat wordt gezien als cruciaal onderdeel van het eschatologische plan van God als zijnde het opstapje naar de bekering van het joodse volk, die de wederkomst en het duizendjarig rijk zal inluiden. Iedereen die de joodse staat dus aanvalt (vaak vereenzelvigd met het joodse volk) valt dus ook Gods koninkrijk aan en hoort dus bij de ‘kinderen van de duisternis’. Verder is er inherent geen plek voor Palestijnen in het land; enige oplossing van vreedzame coëxistentie, hetzij in twee staten of een staat, is dus ondenkbaar. Palestijnen moeten eruit. En joden? Die moeten zich maar beter snel bekeren van hun dwaasheid en hoogmoed.

Conclusie

Het construct Rechtvaardigingstheorie, en de specifieke vormen die het heeft aangenomen in hedendaags Protestantisme, levert een scherpzinnige verklaring voor de gelaagde dynamieken die op dit moment gaande zijn in christelijke kringen met betrekking tot het conflict in Gaza en Israël. Geweld is het passende antwoord op zonde; mensenlevens hebben praktisch geen waarde; joden zijn hoogmoedige legalisten, maar de staat Israël is onderdeel van Gods heilsplan.

De theologische oplossing is even radicaal als het probleem: Rechtvaardigingstheorie moet met wortel en al verwijderd worden. Daar heb ik in andere artikelen al een begin mee gemaakt (zie bv. hier). Ter afsluiting verwijs ik naar een vorig artikel van mij over de rol van de kerk in tijden van oorlog (toen n.a.v. Oekraïne): werken voor gerechtigheid en herstel, getuigen van de waarheid, en bidden voor vrede en genezing.

Eindnoten

[1] Protestanten zijn gewoon de joodse wet in drie delen op te splitsen: ceremonieel (rondom de tabernakel/tempel), burgerlijk, en moreel. Het eerste deel gold alleen toen de tempel nog overeind stond, het tweede alleen toen Israël een theocratie was, maar de derde blijft voor altijd gelden; die is een tijdloze en universele uitdrukking van Gods ethische wil. Dit systeem is echter zeer problematisch en niet gebaseerd op bijbelse exegese maar op een theologische agenda — namelijk een manier vinden om de wet zowel af te schaffen als te handhaven na de komst van Christus.

Ten eerste splitsen joden zelf (inclusief de bijbelse auteurs) de wet niet op deze wijze op. Ten tweede is het praktisch gezien niet te doen (probeer het maar eens!). Verder zijn alle geboden, inclusief ceremoniële en burgerlijke, per definitie moreel; als je je niet houdt aan de reinigingsvoorschriften, bijvoorbeeld, zondig je tegen God. Daarnaast bevatten de Tien Geboden — vaak aangehaald als samenvatting van de morele wet — ook het sabbatsgebod (en het specifieert de zaterdag), en wel op schijnbaar ‘tijdloze’ gronden (de schepping!). (En het wordt nog problematischer, want volgens de [joodse] auteur van Genesis 1 zijn alle joodse feestdagen gegrond in de schepping; zie vers 14.)

[2] In feite wijst het Oude Testament niet vanzelfsprekend op Christus. De nieuwtestamentische auteurs hebben hun best gedaan om het wel zo te doen lijken (en ze hebben veel van hun lezers ervan overtuigd!), maar als men de oudtestamentische teksten in hun eigen context leest, blijkt dat dit vaak niet strookt met de intentie van de oorspronkelijke auteur. Er is een bepaalde hermeneutische flexibiliteit en creativiteit voor nodig die weliswaar gangbaar waren rond de eerste eeuw, maar die voor veel fundamentalisten vandaag de dag niet acceptabel zullen zijn.

Neem Jesaja, waar ik het in een volgend artikel over zal hebben. Volgens die auteur (zie met name hst. 40–66) zal ‘redding’ bestaan uit de terugkomst van alle Israëlieten uit ballingschap. De heidenen daarentegen zullen grotendeels omkomen of tot slaaf gemaakt worden! (zie bv. 45:14; vgl. Psa. 149:6–9). Fundamentalisten, met hun (Moderne) toewijding aan de ‘letterlijke’ zin van de tekst, zijn genoodzaakt dit soort dingen te accepteren als goddelijke waarheid.

--

--

Abjan van Meerten

Thoughts on the liberating theology of Paul and the universal love of God